20 sept 2019, wat een mooi moment voor jouw emeritaatsviering, Katlijn. We staan immers net aan de drempel van de herfst van 2019, een herfst waarin we een symbolisch belangrijke verjaardag vieren: op 9 november zal het precies 30 jaar geleden zijn dat de Berlijnse Muur viel. Jawel, het is al 30 jaar geleden sinds het Ijzeren Gordijn letterlijk en figuurlijk werd doorgeknipt. Een paar weken geleden was het 30 jaar geleden sinds de inwoners van de Baltische republieken een indrukwekkende mensenketting vormden en het pad richting onafhankelijkheid van de Baltische republieken van de Sovjet-Unie onomkeerbaar werd ingeslagen. Die verjaardag was ook de betogers in Hong Kong niet ontgaan en werd door hen aangegrepen om hun eigen acties verder te zetten.
In Polen hadden 30 jaar geleden de eerste (gedeeltelijk) vrije verkiezingen plaatsgevonden. Het begin van het einde van het communistische bestel in Oost- Europa was daarmee ingezet. Ondanks verwoede pogingen van Michail Gorbatsjov om de Sovjet-Unie als unie te behouden en op een nieuwe, uitgepuurde communistische leest te herschoeien, zou enkele jaren later, eind 1991, ook over de Sovjet-Unie zelf het doek vallen.
Sta me toe om samen met u terug te blikken op hoe een Oost-Europakundige pur sang zoals Katlijn Malfliet er onbetwist één is, met die omwentelingen in haar studiedomein is omgegaan en ons hielp om Oost-Europa keer op keer te herontdekken.
Laat me beginnen bij het begin en vermelden dat Katlijn behoort tot de generatie van Oost-Europakundigen die hun academische carrière begonnen toen de Sovjet-Unie nog springlevend was. “Springlevend” is relatief want achteraf zou blijken dat er al ruime tijd barsten in die Sovjetstructuur zaten maar dat werd zorgvuldig door het Politburo toegedekt gehouden. Katlijn mag zichzelf dus nog een Sovjetoloog noemen en met haar academische afzwaai vandaag komt er zo ook een eind aan een tijdperk aan KU Leuven. Ze verbleef verschillende maanden in de Sovjet-Unie zelf om er aan haar doctoraal proefschrift over persoonlijk eigendomsrecht te werken, nog voor er zelfs sprake was van glasnost of perestrojka.
In de periode tussen toen en vandaag is er ontzettend veel veranderd in Oost- Europa en dat is een understatement.
Om te beginnen is wat we verstaan onder het begrip ‘Oost-Europa’ veranderd. Tijdens het grootste deel van de tweede helft van de twintigste eeuw was de term ‘Oost-Europa’ inwisselbaar met het ‘Oostblok’. Het ‘Oostblok’, dat riep een hele waaier aan beelden op: grijsheid, grauwheid, onvrijheid, schaarste, en vanuit een westers perspectief ook gevoelens van wantrouwen en angst verbonden aan de wapenwedloop.
Aan dat alles leek in het kanteljaar 1989 definitief een einde te komen. We waren toen collectief ongeduldig en verblind door de euforie over het einde van de Koude Oorlog en dachten dat Rusland en de andere post-communistische landen zich in een mum van tijd zouden ontpoppen van lelijke rupsen tot mooie liberaal democratische vlinders. Maar zo liep het niet. Het Sovjetexperiment liet en laat zijn sporen na. Svjetlana Aleksijevič, die in 2015 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg en in haar werk de diepgaande, tragische en tegelijkertijd ook heel alledaagse sporen die de Sovjet-Unie naliet bij gewone burgers traceerde en onder woorden bracht, schreef in haar boek “Het Einde van de Rode Mens: Leven op de puinhopen van de Sovjet-Unie” het volgende:
“Het communisme had een krankzinnig plan – het herscheppen van de oude mens. Ruim 70 jaar lang produceerde het laboratorium van het marxisme-leninisme een apart mensentype – de homo sovieticus. Die mens ken ik goed. Ik ben er zelf ook een. Ook mijn kennissen, vrienden en ouders. Ik heb een paar jaar door de hele ex- SU gereisd, want een homo sovieticus is niet alleen een Rus, maar ook een Wit- Rus, een Turkmeen, een Oekraïner, een Kazach en noem maar op. Al wonen we tegenwoordig in verschillende staten en spreken andere talen, we zijn met niemand te verwarren. We komen allemaal uit het socialisme, […], hebben ons eigen woordenboek en onze eigen opvattingen over goed en kwaad en over helden en martelaren. Bij het opschrijven van de verhalen van mijn hoofdpersonen wordt mijn oor steeds pijnlijk geraakt door woorden als ‘schieten’, ‘fussileren’, ‘liquideren’, ‘opruimen’, of Sovjetverdwijnvarianten zoals ‘arrestatie’, ‘tien jaar zonder recht op briefwisseling’. Dat socialisme was ons dagelijks leven. We praatten er toen weinig over. Nu de wereld onherroepelijk is veranderd, vindt iedereen ons leven van toen interessant. Hoe het ook was, het was ons leven. […] Je besefte je eigen slavernij niet, je hield ervan. Nu kijk je achterom en denk je: waren wij dat? Was ik dat? We waren mensen met één communistisch geheugen. Buren uit hetzelfde verleden. […] Na de perestrojka wachtte iedereen tot de archieven opengingen. Toen zagen we wat er voor ons geheim was gehouden. De stroom van verschrikkingen was ondraaglijk. Velen zagen de waarheid als een vijand. De vrijheid ook. In 1991 dachten we dat de vrijheid morgen, letterlijk morgen zou aanbreken. Zomaar uit het niets, uit onze verlangens.” (einde citaat)
In de voormalige Sovjetsatellietstaten haalde men opgelucht adem nu de tentakels van het Kremlin niet meer tot bij hen reikten en ze zochten gretig toenadering tot de Europese gemeenschap en NAVO in hun drang om zich definitief te ontrukken aan Moskou. Ze stonden er op dat ze niet langer bestempeld werden als Oost-Europa maar als Centraal- of Midden-Europa en de regio waarnaar wordt verwezen als Oost-Europa de dag van vandaag ligt geografisch oostelijker dan vroeger. In de academische en beleidswereld blijft men moeite hebben om de regio die Oost- Europakundigen nu bestudeerden te benoemen en geografisch af te bakenen. Er kwam een veelvoud aan termen in zwang: de postcommunistische landen, de ‘nieuwe’ Europese lidstaten, de GOS-landen, de Newly Independent States, Eurazië… In dit debat toonde Katlijn zich van meet af aan een voorstander van een inclusieve benadering van het idee ‘Oost-Europa’ dat van de Balkan tot Centraal- Azië reikt, want al deze landen delen dat communistische verleden waarover Svjetlana Aleksijevič het had en ze waagden zich allemaal – de ene al met meer enthousiasme dan de andere- aan een transitietraject.
De politieke, socio-economische, en juridische veranderingen die deze landen ondergingen werden samengebracht onder het label ‘transitiestudies’. Aan de KU Leuven werd Katlijn Mafliet het boegbeeld van die transitiestudies. Samen met Frank Delmartino leidde ze aan het IEB verschillende projecten die ook daadwerkelijk een bijdrage probeerden te leveren aan het transitieproces in Oost-Europa, zoals een project ter ondersteuning van de onafhankelijkheid van juristen en de bescherming van mensenrechten in Oezbekistan of een project waaruit een handboek kwam over de beginselen van het Oekraïense ondernemingsrecht voor Oekraïense universiteitsstudenten. Uit deze voorbeelden en overigens uit heel haar publicatielijst blijkt dat Katlijn haar eerste liefde, de studie van het recht in Oost-Europa, steeds trouw bleef.
Het was voor haar nooit een kwestie van kiezen voor óf de discipline of de regiostudie, een keuze die in de academische debatten die werden gevoerd in de jaren ’90 door sommigen werd opgedrongen vanuit de redenering dat Oost-Europa als concept en studiedomein zou verdwijnen. In dit debat dat o.a. in jaargang 1995 van het tijdschrift Slavic Review intens werd gevoerd nam Valerie Bunce verbonden aan Cornell University een duidelijk standpunt in tegen die opgedrongen keuze. Diezelfde Valerie Bunce is ook de auteur van het boek “Subversive Institutions” dat in 1999 bij Cambridge University Press verscheen. Het was dit soort van in-depth studies die Katlijn inspireerden om ook te blijven pleiten voor het voortbestaan van Oost-Europakunde als een volwaardig studiegebied.
Dit is wat ik als een belangrijke rode draad doorheen de academische loopbaan van Katlijn zie: ze bleef steeds consequent voor de Oost-Europa studies kiezen, ook toen Oost-Europa niet meer “trending avant la lettre” was; ook toen Shleifer en Treisman begin de jaren 2000 poneerden dat Rusland een “normaal land” was geworden en onder ‘normaal’ verstonden ze naar eigen zeggen dat “Russia had become a typical middle-income capitalist democracy”. Katlijn formuleerde haar visie in de vorm van het boek: ‘Rusland na de Sovjet-Unie: een normaal land?’ Ze maakte van meet af aan kanttekeningen bij hoe ver onze Westerse concepten kunnen reizen. Ze nodigde ons, haar studenten, medewerkers en collega’s, maar ook mensen buiten de universitaire gemeenschap op de talloze lezingen die ze gaf, steeds uit om de westerse bril af te zetten en aandacht te hebben voor het sui generis karakter van de Russische maatschappij. Ze benadrukte daarbij steeds dat naast de ons gekende concepten evengoed andere concepten zinvol en zelfs noodzakelijk zijn om Rusland te begrijpen, concepten als derzhavnost’, oligarchie, ‘soevereine democratie’, ‘patrimoniaal presidentschap’ en had het regelmatig over padafhankelijkheid en over hoe erfenissen uit het verleden, de verhouding tussen kerk en staat bijvoorbeeld, ook moesten meegenomen worden als belangrijke verklarende factoren.
We zagen doorheen de afgelopen 30 jaar een sterke terugval in de interesse in Oost-Europa. Voor vele mensen leek het niet meer het bestuderen waard was of ze haakten teleurgesteld af omdat de hoge verwachtingen van 30 jaar geleden niet werden ingelost. Ongetwijfeld waren er ook bij Katlijn momenten van teleurstelling als nobele doelstellingen van projecten niet werden gehaald of aan het eind van een project de aanbevelingen werden gepubliceerd om vervolgens verticaal te worden geklasseerd. Katlijn is in een context van groeiende politieke spanningen wel altijd blijven geloven in een dialoog met Rusland, met Russische collega’s, met Russische studenten.
Via de Leerstoel InBev-Baillet Latour EU-Rusland waarvan Katlijn de titularis was van 2000 tot 2012, kregen vooral jonge onderzoekers uit de Russische regio’s de kans om voor kortere of langere termijn onderzoek aan de Faculteit Sociale Wetenschappen te doen. Velen van hen getuigden achteraf dat dit voor hen een belangrijke springplank is geweest voor het verder uitbouwen van hun carrière. Russische collega’s van de meer prestigieuze academische instellingen uit Moskou of St. Petersburg lieten zich soms laatdunkend uit over die samenwerking met academici in de Russische regio’s. Nochtans is het precies daar in de Russische regio’s dat de meeste projecten werden gerealiseerd en -misschien nog belangrijker- de warmste Russische gastvrijheid werd ervaren en echte vriendschappen werden opgebouwd. Daarvan getuigt ook de aanwezigheid van een delegatie van 3 collega’s van de federale universiteit van Kazan hier vandaag.
Anno 2019 liggen de kaarten weer anders. We hebben Oost-Europa alweer op een nieuwe manier leren kennen. De annexatie van de Krim en de oorlog in de Donbas zijn al vijf jaar bezig; de Russische inmenging in de Amerikaanse en Europese politiek baart ons zorgen maar we kunnen er moeilijk de vinger op leggen en beschikken nog niet over de middelen om er paal en perk aan te stellen; Rusland claimt de rol van grootmacht en toont dat ook in het conflict in Syrië; en er is een intrigerende dynamiek tussen Rusland en China aan de gang in Centraal-Azië. Dichter bij huis stellen we nieuwe autocratische tendensen in Centraal-Europa vast, en om het met de veelzeggende woorden van collega Peter Vermeersch te zeggen: in de Balkan is het nog steeds modder. Naast actuele ontwikkelingen wordt in Oost- Europa ook volop de geschiedenis herschreven, zoals de recente Russische versie van waarom ze tachtig jaar geleden het Molotov-Ribbentroppact ondertekenden en Pools grondgebied “betraden”.
Het blijft belangrijk om bij die herontdekking van Oost-Europa de clichés voorbij te gaan. Vooral het fenomeen Poetin intrigeert, de man die nu al 20 jaar aan de macht is in Rusland. Ook hier zorgt Katlijn voor de broodnodige nuancering met de publicatie van haar meest recente boek over ‘Poetinisme’, een uitnodiging om ons niet blind te staren op die ene figuur en verder te kijken naar de mechanismen, het regime achter die figuur.
Tenslotte, Katlijn, wil ik je in naam van de LINES-collega’s geruststellen en bedanken. Geruststellen dat we er over zullen waken dat ook na jouw emeritaat komende generaties studenten - studenten die geboren zijn lang na het verdwijnen van het Oostblok en de Sovjet-Unie - de gelegenheid zullen krijgen om Oost-Europa te ontdekken en herontdekken via vakken, masterclasses, en als ze dat willen –en dat is nog steeds de beste manier -ter plaatse via een uitwisselingssemester. Jou bedanken dat doen we door jou een geschenk te geven dat de Euraziatische verte dichterbij brengt. Dit is een foto die fotograaf Johan van Cutsem afgelopen maart in het Altai-gebergte maakte, in Westelijk Mongolië, niet ver van de grenzen met Rusland, China en Kazachstan. Veel dank voor alles, Katlijn!